Soms lijkt mijn hart niet groot genoeg en snap ik dat dichters schrijven over hoe de liefde je kan overspoelen. Ik ben overladen met lieve berichtjes de afgelopen weken. Over de boekviering op vier april, de warmte tussen mij, vrienden en familie die zo zichtbaar was, het mooie klankbad waarin we samen mijn boek doopten, de teksten uit mijn boek, de mooie locatie, maar bovenal de kwaliteit en warmte van het gezelschap waar we in verkeerden.
En ook over mijn boek beginnen de berichtjes binnen te druppelen. Van bekenden en onbekenden. Vandaag een bericht op Instagram van iemand die al drie jaar met long-covid kampt, een mail van iemand die uit een burn-out aan het krabbelen is en een mail van iemand die blind is geworden in haar volwassen leven. Allemaal beschrijven ze iets van ruimte, troost en geruststelling. Dat we eigenlijk niet zo veel fout doen en fout kunnen doen, omdat alles wat uit onze natuur voort komt er in thuis hoort.
Dat ik mijn eigen processen beschrijf helpt, zo lees ik. Mensen beschrijven dat het voelt alsof ik naast ze op de bank zit. En de herkenning zorgt ervoor dat ze zich niet minder eenzaam, maar wel minder alleen voelen met waar zij zijn.
Wat je opblaast kan je doorprikken, de rest niet
Het is als een warme douche deze mails en berichten en ik begin te herkennen wat er gebeurt als ik ze krijg. Eerst word ik warm vanbinnen, voel ik dankbaarheid en heb ik weer even contact met de bron van waaruit ik mijn boek geschreven heb. De stroom die elke keer weer door mijn vingers het toetsenbord in gleed en woorden en zinnen maakte. Alsof ik nog een stukje verder zak in wie ik altijd al was. Dit werkt als een katalysator. De dankbaarheid en ontroering zoeken hun weg naar buiten. Ik word vriendelijker voor mijn omgeving, voel nog meer liefde en die liefde wil gedeeld worden. Ik krijg zin om verder te schrijven of deze liefde via mijn handen de wereld in te brengen.
Dan is er ook een andere beweging. Iets in mij wil dit moment namelijk vasthouden. Naar de tekst van Annie MG Smidt: ‘Ik zou je zo graag in een doosje willen doen’. Me zo dichtbij weten, voelt zo kostbaar dat ik ook direct bang ben het weer te verliezen. Leven en dood gaan hand in hand. Hoe belangrijker iets of iemand voor je is, hoe dichterbij de angst om dat iets of diegene weer te verliezen.
Elke poging mijn ervaring vast te houden echter, werkt net als een verslaving. Je wilt wel meer, maar elke herhaling holt de oorspronkelijke ervaring uit. Het is precies waar ik in mijn boek over schrijf en wat er gebeurt als je een foto maakt van een onvergetelijk moment. Natuurlijk helpt de foto om je het moment weer te herinneren, maar de kwaliteit van de herinnering ligt niet in de feitelijke omstandigheden. Ze ligt op een dieper niveau. Zoals je stromend water niet in een emmer kan doen, kan je het leven niet vasthouden.
Een Soa?
Natuurlijk blijft iets van de kwaliteit van de herinnering voor mij beschikbaar. Het moment dat ik het mailtje lees is het alsof mijn vuurtje van binnen weer even wordt aangestoken. Het hart kent geen afstand, niet in tijd en niet in plaats. In mijn opleiding aan het Instituut van Psychosynthese hadden de docenten het gekscherend wel eens over een SOA: een spiritueel overdraagbare aandoening. Spiritueel in de zin van geestelijk, van de ‘spirit’, níet tastbaar – ten opzichte van – wèl tastbaar. Liefde heeft blijkbaar de eigenschap zichzelf voort te planten en zich in de harten van mensen te nestelen als een goed werkend virus. Het virus lijkt zich van zichzelf bewust en resoneert zodra er mensen op je pad komen die er een zelfde levensvisie op nahouden of als je ergens een stukje tekst leest wat jou weer even laat voelen waar je idealen liggen.
De drang tot voortplanting bij dit virus is onhoudbaar.
De toenemende intensiteit die ontstaat door de ontroering en dankbaarheid waar ik eerder over schreef, kan vervolgens twee kanten op:
1. òf mijn geestdrift neemt het over en ik neig te gaan doen wat ik zo goed ken. Hard werken om wat ik zie in de wereld te brengen. Koste wat kost. Deze hoogmoed denkt de inspiratie allemaal tegelijk de wereld in te kunnen brengen en in dat enthousiasme ga ik over grenzen.
2. òf ik besluit te vertragen. Om op te laden aan de energie die beschikbaar is gekomen en er eens een poosje mee te zijn. Zoals we de natuur zien doen in de lente. Er zijn maar weinig planten die in een keer al zijn bloemen laten zien. De natuur in ons en om ons heen werkt langs de wetten van tijd en geleidelijkheid. Het groeiende besef hiervan maant tot menselijkheid, nederigheid en opent iets. Het opent een ruimte om te spelen. En als die ruimte er is krijg ik zin om te werken. Om de liefde om te zetten. In woorden bijvoorbeeld, wat ik zo ontzettend graag doe.
Om middels dit schrijven misschien een volgende kettingreactie te veroorzaken en ervoor te zorgen dat zich een aantal jaar na corona een wat vriendelijker virus over de wereld verspreid. Doen jullie mee?
Liefs Jetske